‘We hebben te weinig vraagtekens gezet bij de Participatiesamenleving’
‘Veel sociaal werkers zijn verworden tot alleen uitvoerders van sociaal beleid, waarbij de gemeente opdrachtgever is en zich vaak ook sterk bemoeit met hoe dat moet gebeuren.’ In gesprek met Movisie-expert en lector Mariël van Pelt, die onlangs promoveerde.
Op 27 oktober 2023 promoveerde je aan de Radboud Universiteit op je proefschrift Social Work Needs Masters. Waar gaat je proefschrift over?
‘Over het belang voor de maatschappij van sociaal werkers die een masteropleiding sociaal werk hebben gedaan. Zij voegen een andere professionaliteit aan het sociaal werk toe dan die er op dit moment is. En wat is dan die professionaliteit? En als je nou een master Sociaal Werk aan een Hogeschool volgt, leidt dat dan tot die professionaliteit? Of is er meer nodig? Dat is de kern van het proefschrift.’
‘We moeten constateren dat er nog veel te weinig collectieve ervaringskennis is’
Bij Movisie worden naast wetenschappelijke kennis ook steeds vaker praktijkkennis en ervaringskennis als bron gebruikt. Gebeurt dat ook op de opleidingen?
‘Ja, ik zie wel dat daar steeds meer een evenwicht in is ontstaan. De laatste jaren is zeker ervaringskennis belangrijk geworden.
Maar ik ben onlangs bezig geweest met kennissynthesen voor de grote opgaven in het sociaal werk en een reflectie daarop, en dan moeten we ook constateren dat er nog veel te weinig collectieve ervaringskennis is. Vaak gaat het om kennis van een ervaringsdeskundige, die zeer waardevol is, maar we weten nog weinig over wat de gemeenschappelijke deler in al die ervaringskennis is. Dus daar is echt nog werk aan de winkel.’
‘Professionals gebruiken vooral praktijkkennis, van henzelf en van collega’s’
‘We zien ook nog steeds dat de databank Effectieve sociale interventies te weinig gebruikt wordt. Ik denk dus dat het besef dat je al die drie kennisbronnen nodig hebt en dat ze allemaal belangrijk zijn, steeds breder in het onderwijs doordringt. Toch is het vooral praktijkkennis die professionals gebruiken, van henzelf en van collega’s. Interessant is bijvoorbeeld dat uit mijn proefschrift blijkt dat sociaal werkers als het om kennisbenutting gaat een onderscheid maken tussen informeel en intern kennisgebruik, bijvoorbeeld gezamenlijke reflectie met het team en formeel en extern kennisgebruik, bijvoorbeeld het raadplegen van databanken om goed onderbouwde of effectieve sociale interventies te vinden. In de hoofden én het handelen van sociaal werkers zijn dat twee verschillende dingen, waarbij dat laatste lager scoorde dan het eerste.’
Kennis- en Onderzoeksagenda Sociaal Werk
Het ministerie van VWS stelt 7,5 miljoen euro beschikbaar in de periode 2023-2027 voor onderzoek naar het sociaal werk. Dat is het resultaat van een tweejarig traject, de Kennis- en Onderzoeksagenda Sociaal Werk, waarvan Mariël van Pelt één van de trekkers was. Op basis van praktijkvragen van sociaal werkers, input van allerlei stakeholders op het gebied van sociaal werk en een expertmeeting met wetenschappers die zijn gespecialiseerd in sociaal werk, werden kennishiaten geïnventariseerd die door het veld als het meest urgent werden ervaren. Dit leidde tot het Stimuleringsprogramma professionalisering en profilering van het sociaal werk, dat ZonMw in de periode 2023-2027 zal uitvoeren.
Wat wil je met je werk betekenen?
‘In mijn proefschrift heb ik geschreven dat ik in 1998 na mijn studie politicologie als docent begon bij de opleidingen Maatschappelijk Werk & Dienstverlening en Cultureel Maatschappelijke Vorming van de Hogeschool Den Bosch, tegenwoordig Avans. Op dat moment wist ik vrijwel niks van het sociaal werk. Ik heb ook nooit overwogen dat te studeren, want ik kende helemaal geen sociaal werkers.
Dat zegt natuurlijk ook iets over de bevoorrechte positie waarin ik ben opgegroeid, maar wij hadden ook geen familieleden of vrienden die maatschappelijk werker of opbouwwerker waren. Ik vond maatschappelijke vraagstukken en hoe de politiek daarmee omgaat altijd heel interessant en ben daarom politicologie gaan studeren.’
‘Je moet goed kunnen aansluiten bij mensen, ook bij mensen die heel anders zijn dan jijzelf’
‘Via via kwam ik in het onderwijs voor sociaal werkers terecht. Ik dacht: “Oh, wat een ontzettend belangrijk vak en een mooi maar pittig beroep. Wat goed dat deze professionals er zijn.” Toen ben ik door het vak gegrepen, terwijl ik tegelijkertijd dacht: “Zou ik het zelf kunnen zijn?”
Het vak vraagt dat je heel goed kunt aansluiten bij mensen, ook bij mensen die heel anders zijn dan jijzelf. Het vraagt veel geduld te hebben, niet weten waar je samen met mensen uitkomt, erbij blijven en vaak opnieuw proberen, ook in situaties die heftig zijn en uitzichtloos lijken. Het is regelmatig sisyfusarbeid – de steen steeds opnieuw naar boven proberen te brengen - zoals de Vlaamse professor Rudi Roose het noemde in zijn Marie Kamphuis Lezing van 2019.’
‘Mbo’ers zijn echt van toegevoegde waarde. Die kunnen iets anders dan hbo- en master-opgeleide sociaal werkers’
‘Als persoon ben ik toch iets te resultaatgericht, te hup-hup-hup om dat te kunnen. Maar ik merkte dat ik via onderwijs en onderzoek wel iets voor deze beroepsgroep kan betekenen. Mijn kwaliteiten zitten in lesgeven, mensen enthousiasmeren, onderzoek doen, schrijven. Ik kan iets toevoegen aan die praktijk of ik kan wat zich afspeelt in die praktijk onderzoeken en de kennis daarover zo opschrijven dat anderen daar iets mee kunnen. Daarom ben ik ook heel blij met mijn baan bij Movisie en was ik ook heel blij dat ik bij de masteropleiding van de HAN University of Applied Sciences een rol kon spelen. En nu als lector verbonden ben aan het instituut Sociale Studies van Fontys Hogeschool.’
‘Mbo-opgeleide werknemers hebben een heel belangrijke functie en als we dat niet zien, nemen we een heel groot deel van onze bevolking gewoon niet serieus.’
Waarom zet je je ook in voor mbo’ers?
‘Om twee redenen: ten eerste zijn die mbo’ers echt van toegevoegde waarde. Die kunnen iets anders dan de hbo- en master-opgeleide sociaal werkers; in het contact leggen, in het eropaf gaan, in het praktisch hulpverlenen, in het samen met inwoners zinvolle activiteiten organiseren. In mijn proefschrift neem ik verpleegkunde als voorbeeld. Daar heb je zorgprofessionals op verschillende niveaus, mbo-opgeleid of hbo-opgeleid en allemaal met hun eigen functie en eigen kwaliteiten. Die moet je niet tegen elkaar afzetten, daar moet je juist de meerwaarde van zien.’
‘Vlaamse sociaal werkers zijn zich bewuster van hun beroep, beroepsidentiteit en het belang van sociaal werk’
‘Daarnaast worden mbo-opgeleide werknemers veel te veel neergezet als mensen die minder kunnen. Dat is een maatschappelijk vraagstuk op zich zelf. Er is veel te weinig erkenning voor het vakmanschap van een grote groep Nederlanders en hun bijdrage aan de kwaliteit van onze Nederlandse samenleving. Of dat nou in de bouw is of in het sociaal werk. Mbo-opgeleide werknemers hebben een heel belangrijke functie en als we dat niet zien, nemen we een heel groot deel van onze bevolking gewoon niet serieus.’
Onderzoek: Sociaal werkers anno 2023
Sinds 2020 proberen Mariël van Pelt en Sonja Liefhebber de samenstelling van de beroepsgroep sociaal werkers beter in beeld te brengen. Waar werken ze en hoe vergaat het hen in de praktijk van alledag? In Sociaal werkers anno 2023 constateren zij dat het personeelstekort in het sociaal werk een groot probleem blijft en dat een goed beeld van de beroepsgroep nog steeds ontbreekt. In veel gevallen ontbreken data over het aantal en de kenmerken van sociaal werkers. De oorzaak is volgens de onderzoekers dat de opvattingen over wat en wie wel tot sociaal werk behoort en wie niet sterk uiteenlopen. In de branche sociaal werk bijvoorbeeld zijn 58.000 sociaal werkers. Maar met de branche gehandicaptenzorg en de jeugdzorg erbij gaat het om 190.000 sociaal werkers. Over de sociaal werkers in dienst van gemeenten zijn geen cijfers beschikbaar.
Wat kunnen we van Vlaanderen leren?
‘Vlaamse sociaal werkers zijn zich bewuster van hun beroep, hun beroepsidentiteit en van het belang van sociaal werk, is mijn indruk. Tegelijkertijd is de context van hun werk ook anders. Ze zijn iets onafhankelijker van de lokale overheid, zodat ze meer ruimte ervaren en kunnen innemen om kritisch terug te praten naar beleid. Hoewel die ruimte daar ook minder lijkt te worden. Sociaal werkers in Vlaanderen kunnen ook beter verwoorden wat ze doen, waarom en welke waarde dat heeft.’
‘Je ziet in wijkteams een toegepast psycholoog of ergotherapeut het werk doen van een sociaal werker’
‘In Nederland hebben we het toch een beetje laten gebeuren dat veel sociaal werkers verworden zijn tot alleen een uitvoerder van sociaal beleid, waarbij de gemeente de opdracht geeft en zich vaak ook sterk bemoeit met hoe dat gebeurt. Dat maakt dat een groep werkers zich te weinig identificeert met het beroep, de beroepsnormen en kennisbasis van het sociaal werk en die ook te weinig uitdraagt.
Opdrachtgevers denken daardoor dat anderen dit werk ook wel kunnen doen. Dan zie je in wijkteams een toegepast psycholoog of een ergotherapeut het werk doen van een sociaal werker. Dit alles verzwakt het beroep en haar positie.’
‘Ik denk dat wij als opleidingen ook te slaafs zijn geweest naar het sociaal beleid’
Heeft dat ook te maken met de opleidingen in Nederland?
‘Met de context én de opleidingen. Ja, ik denk dat wij als opleidingen ook te slaafs zijn geweest naar het sociaal beleid. Dat we te weinig vraagtekens hebben gezet bij de Participatiesamenleving, bij de druk op zelfredzaamheid en eigen kracht. Dat moeten we ons als onderwijs aantrekken, en ik zie daar nu gelukkig ook volop verandering in.’