Praktijk

Morele dilemma’s in hulpverlening

Kwesties waar geen goed en fout lijkt te zijn

Bij morele dilemma’s weet je als hulpverlener niet altijd wat je moet doen, hoe ver je mag gaan en waar je goed aan doet. Marieke Bourgonje, herstelondersteuner GGZ Plus bij Stichting Anton Constandse, schrijft over situaties die onder haar huid zijn gaan zitten.

Op de werkvloer krijgen we bijna dagelijks te maken met morele en ethische kwesties. Ze zijn verweven met de visie en werkwijze van de organisatie waarvoor je werkt, met je persoonlijke normen en waarden. En per situatie zijn ze door alle meespelende factoren per definitie verschillend van aard. Morele dilemma’s zijn díe vraagstukken waardoor we met de handen in ons haar zitten. De casussen die tijdens de intervisie worden besproken en waar we dan soms nog steeds niet uit komen. Ingrijpende dilemma’s zijn de ontbrekende antwoorden die we mee naar huis nemen om er op een totaal onverwacht moment in het weekend ineens over te malen.

Ik schaamde me dood

Ik was de afgelopen tijd betrokken bij situaties die figuurlijk onder mijn huid zijn gaan zitten. Toen de wereld werd opgeschrikt door de aardbevingen in Syrië en Turkije, was het prachtig om te zien hoe honderdduizenden mensen de handen ineensloegen en aan de slag gingen met het verzamelen van spullen, etenswaren, dekens, water, allemaal om met vrachtwagens vol die kant op te gaan. Geld als water werd er ingezameld voor hulp over de grens, echt fantastisch.

Buiten de verschrikkelijke nieuwsberichten om, ging het verder langs me heen. Nietsvermoedend kwam ik bij een Syrisch gezin aan. Toen de vrouw met tranen in haar ogen vertelde dat het niet goed ging en ik de man op van de zenuwen aantrof, kwam de klap ineens binnen. Zij komen uit Syrië. Hun familie woont in Syrië. Zij heeft lang in Turkije gewoond en haar moeder en zussen zijn daar nog.

Ik heb mijn manager gevraagd of het mogelijk is zelf geld te doneren, wat je in normale cliëntsituaties niet doet

Ik schaamde me dood dat ik daar de afgelopen paar dagen, met al mijn privilege omdat ik nog nooit een ramp of oorlog heb meegemaakt, niet aan heb gedacht. Het stel kent elkaar van vroeger uit hetzelfde dorp en zij komen dus precies uit het gebied waar de aardbevingen zijn geweest. Familieleden en vrienden zijn overleden. Hoogbejaarde ouders slapen buiten onder een gammel tentdoek omdat ze hun huizen niet meer in durven. Er is geen eten, ze hebben geen geld. Iedereen is ziek van de kou en de stress en de slechte leefomstandigheden.

Wat mogen we doen?

Ik heb ze laten vertellen, hun zorgen laten uiten. Meer kon ik niet doen. Ik heb, eenmaal buiten, beneden voor de deur staan huilen als een klein kind. Toen ik een collega belde, brak ik. Wat moeten we doen? Wat kúnnen we doen? En wat mogen we doen? Kort daarna heb ik mijn manager gevraagd of het mogelijk is om zelf geld te doneren, iets wat je in normale cliëntsituaties per definitie niet doet.

Nu vond – en vind – ik een humanitaire ramp waarin directe familieleden van cliënten zich bevinden wel een ander verhaal. Ik word van 100 euro niet armer of rijker, voor hen kan het verschil maken tussen beschutting, warmte en voedsel, of misschien wel een uitkomst die ik niet op durf te schrijven. Ik help dan liever wat mensen rechtstreeks, dan dat ik geld overmaak naar een ongetwijfeld geweldig doel, maar wel eentje waarmee familieleden van mijn cliënten niet direct geholpen zijn.

Wat de relatie met mijn cliënten en de bescherming voor mezelf betreft, vindt de organisatie waarvoor ik werk dit wel een hele lastige kwestie. Eentje waar ze tot op heden het antwoord nog niet op gevonden hebben.  

Kinder­beschermings­maatregel

Een ander dilemma heeft te maken met een dame van in de dertig die ik al zeker een jaar of vier begeleid. Zij heeft behoorlijke psychiatrische en psychosociale problematiek. Ze is zwanger van haar eerste kindje, van een nogal agressief en gevaarlijk vriendje die op een andere manier met gelijksoortige problematiek te kampen heeft. Zij wil de baby heel graag houden en zelf opvoeden.

Er zijn ondertussen tal van hulpverleners en organisaties betrokken. Ze wordt nauwlettend door het behandelende team van een ggz-organisatie en een hele rits specialisten uit het ziekenhuis in de gaten gehouden, zowel lichamelijk als psychisch. Het Centrum Jeugd en Gezin (CJG) is betrokken geraakt in het begin van de zwangerschap.

Wat als er van ons een veel prominentere rol verwacht zou worden? Wat moeten we dan en hoe ver mogen we gaan?

Uiteindelijk werden de zorgen zo groot, dat de Raad voor de Kinderbescherming via een melding onderzoek is gaan doen. Zij vragen een kinderbeschermingsmaatregel aan bij de rechtbank. Het gaat om ondertoezichtstelling (OTS) en uithuisplaatsing (UHP) van de nu nog ongeboren baby.

Onze rol is sinds de zwangerschap klein en richt zich vooral op ventilerende gesprekken en ondersteuning met praktische zaken. Wel zijn wij – op dit moment – de enigen waarbij zij zich gehoord en gesteund voelt. In het kader van onderzoek hebben wij informatie moeten aanleveren voor het CJG en uiteindelijk voor het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK). Wij delen de zorgen die er zijn, maar hebben wel aangegeven er voor onze cliënt te willen zijn, voor haar een steunende factor te kunnen bieden en ons dus vooral te willen richten op wat zij nodig heeft van ons.

In het rapport is kort aangestipt dat wij bepaalde zorgen delen. Verder is opgenomen dat wij vanuit onze positie en de vertrouwensband met cliënte een neutrale positie innemen in het web van zorg en hulpverlening om haar heen. Dit zodat wij naast haar kunnen blijven staan. Gelukkig kon dat. Wat als er niet voldoende andere betrokken partijen waren geweest om inhoudelijk hun zorgen te delen en zich uit te spreken over wat er in deze situatie nodig is? Wat als er van ons veel prominentere rol verwacht zou worden? Wat moeten we dan en hoe ver mogen we gaan?   

Ga onder geen beding naar binnen

Ook komt het weleens voor dat we op een moment suprême een beslissing maken die achteraf gezien op zijn minst onverstandig was. Zo had ik laatst voor het eerst een stagiaire mee op huisbezoek bij een wat oudere man met een sluimerende harddrugs- en drankverslaving en met verschillende somatische problemen waardoor hij – onder andere – vaak valt. We hadden iemand van een schoonmaakbedrijf bij ons voor een offerte.

Ik heb een krukje gepakt en zo kon ik van buitenaf door het kapotte bovenraampje de deur openmaken

Mijn cliënt al jaren kennende, was het niets voor hem dat hij de hele dag al de telefoon niet opnam en de deur niet opendeed. Ik begon me zorgen te maken. Werk gebeld, daar was hij niet. Buren op de galerij hebben hem al een paar dagen niet gezien. Nog meer zorgen. Sh*t… wat nu?

Impulsief als ik ben en stijf van de adrenaline, heb ik een krukje gepakt en heb ik het karton dat voor het kapotte bovenraampje zit weggehaald. Via daar kon ik de deur van binnenuit openmaken. Pas toen ik mijn cliënt doodnormaal slapend in bed aantrof, sloeg de schrik toe van wat ik had kúnnen aantreffen. Cliënt werd wakker en lachte zich rot, na van de verbazing dat ik ineens naast zijn bed stond te zijn bijgekomen.

Soms zal je worden teruggefloten in je bereidheid tot het uiterste te gaan voor iemand

De collega die ik belde gaf me meteen op mijn kloten, en terecht. ‘Mariek’, zei ze, ‘wat zeg jij altijd tegen iedereen die een situatie niet vertrouwt?’ ‘Ga onder geen beding zelf naar binnen, bel de politie…’, zei ik schuldbewust. ‘Je hebt gelijk.’ Gelukkig konden we er daarna met zijn allen hartelijk om lachen en is het allemaal met een sisser afgelopen. En mijn cliënt? Die was alleen maar heel erg blij dat ik praktisch gezien bij hem had ingebroken en bedankte me uitvoerig voor het gevoel dat hij kreeg dat áls er iets is, we hem links- of rechtsom wel op het spoor zullen komen.

Naar eer en geweten

Iedereen heeft zijn eigen normen en waarden. Iedereen heeft op een eigen manier voor ogen hoe het hoort, wat er moet gebeuren en hoe ver je wel en niet mag of juist moet ingrijpen. Daarnaast werk je in de hulpverlening volgens de normen en waarden van de organisatie, al dan niet door wettelijke kaders ingegeven. Soms zullen die heel haaks staan op wat je zelf gelooft. Het komt voor dat je geacht wordt te handelen op een manier waar je niet achter staat. Soms zal je worden teruggefloten in je bereidheid tot het uiterste te gaan voor iemand.

Hoe ga je daarmee om? En hoe zorg je ervoor dat je altijd naar eer en geweten, op de best mogelijke manier en in overeenstemming met je eigen visie hulp kunt blijven verlenen aan hen die dat het hardste nodig hebben, ook als dit soms heel tegenstrijdig lijkt?

Deze tekst is een bewerkte versie van een column die eerder is verschenen op de LinkedInpagina van Social Work HHs.

Tekst Marieke Bourgonje Foto Riëtte Duynstee