Straatbeeld - foto Robert Lagendijk ┬®

Onderzoeksmagazine Movisie
Sociaal fitte wijken

Terugblik met geleerde lessen

Projectleider Yara Noordewier: ‘Opgeheven vinger is niet effectief’

De onderzoekers van Movisie wilden weten wat er precies gebeurde in sociaal fitte wijken. Wat valt daaruit te leren voor andere wijken die ook de gouden combinatie van mentaal en lichamelijk welbevinden ambiëren? Een terugblik met projectleider Yara Noordewier.

Wat is een sociaal fitte wijk?

‘Dat is een gezonde en kansrijke leefomgeving waarin inwoners sociaal en fysiek worden uitgenodigd om mee te doen. Dat betekent dat er voldoende mogelijkheden en voorzieningen zijn om elkaar te ontmoeten en te bewegen. In een sociaal fitte wijk willen inwoners uit zichzelf bijdragen aan de wijk, voor zichzelf en voor anderen.’

Hoe zou jij de aanleiding voor dit project omschrijven? Wat is de maatschappelijke urgentie?

‘De gezondheidsverschillen nemen nog steeds toe. De meeste mensen kennen inmiddels de cijfers over de levensverwachting: mensen in slechte woon- en werkomstandigheden leven gemiddeld zes jaar korter en krijgen maar liefst vijftien jaar eerder gezondheidsproblemen dan mensen die wonen in een comfortabele omgeving. Het wordt steeds duidelijker dat die verschillen niet veroorzaakt worden door individuele keuzes maar veel meer het gevolg zijn van maatschappelijke vraagstukken zoals kansenongelijkheid en bestaansonzekerheid. Met een opgeheven vinger wijzen en van bovenaf roepen dat mensen meer groente moeten eten, blijkt niet effectief. Bij aanpakken die wel werken wordt geïnvesteerd in de achterliggende oorzaken van ongezonde keuzes. De sociale en fysieke voorzieningen in de wijk zijn daarvoor een belangrijk aanknopingspunt.’

Leg dat eens uit? En hoe krijgt dat vorm in het project Sociaal Fitte Wijken?

‘Wijken verschillen van elkaar wat betreft de hulpbronnen waar de mensen die er wonen gebruik van kunnen maken. Voor dit project zijn we op veel plekken geweest die te boek staan als probleemwijk: veel sociale huur, veel schulden- en armoedeproblematiek. Maar sommige van deze wijken, die slecht scoren op dit soort lijstjes, blijken juist opvallend sociaal en fit te zijn. Om te begrijpen hoe dat samen kan gaan en hoe dat op andere plekken ook zou kunnen, is er een nieuw narratief nodig. We moeten met een andere bril naar dit soort wijken leren kijken om te zien dat ze op sociale cohesie heel goed kunnen scoren. Dan leren we zien dat een zakje chips niet per se als ongezond afgeschreven hoeft te worden. Bijvoorbeeld als het wordt gedeeld aan de rand van het buurtsportveldje waar leeftijdgenootjes elkaar aanmoedigen. Dan zien we het belang van dat sportveldje en de waarde van de inwoners die zich daar inzetten voor hun wijk.’

Je zei dat jullie voor dit project op veel plekken geweest zijn. Vertel eens wat jullie daar als onderzoekers gedaan en gezien hebben?

‘We zijn als onderzoekers echt de wijken ingedoken. De onderzoeksgroep bestond uit zes collega’s en we zijn afzonderlijk of in duo’s op pad gegaan. Van Bolsward tot Rotterdam en van Haarlem tot Roermond.’

‘We stonden langs de kant bij sporttoernooien en wroetten met onze vingers in de aarde in een buurtmoestuin’

‘We hebben daar samen met inwoners en met kartrekkers van initiatieven rondgewandeld. Zij vertelden ons wat de betekenis was van voor hun bijzondere plekken. We stonden ook langs de kant bij sporttoernooien, we wroetten met onze vingers in de aarde in een buurtmoestuin en hoorden hoe marktkooplui hun verse groente en fruit aan de man brengen. We zagen dat er in sociaal fitte wijken bij de inwoners een bepaalde energie is ontstaan, in reactie op de overheid die in hun ogen tekortschoot. En die energie richten ze op zaken die zij belangrijk vinden voor de wijk.’ 

Wat maakt die energie van initiatiefnemers effectief?

‘Bij veel initiatiefnemers, zeker die op het vlak van sport, zagen we dat zij sterk gemotiveerd zijn door hun eigen ervaringen. Ze herkennen diezelfde ervaringen en problemen bij de volgende, jonge generatie en willen dat keren. Deze mensen weten welk beeld de overheid en andere instanties hebben van hun wijk en de inwoners. Ook zien ze dat er bijvoorbeeld weinig voorzieningen zijn voor de vrije tijd. Vaak is er geen buurthuis, maar zijn er wel veel grote gezinnen in kleine woningen. Dan is het niet zo gek dat jongeren op straat rondhangen. Het is indrukwekkend om te zien hoe de initiatiefnemers met deze jongeren omgaan. Ze voelen haarfijn aan hoe en wanneer ze verschillende rollen te vervullen hebben. Op sommige momenten zijn ze bijna een vriend en bieden ze een luisterend oor. Op andere momenten zijn ze streng en disciplinerend, om de jongeren aan de afspraken te houden. Zij kunnen daar als geen ander tussen laveren. Van daaruit ontstaan er vaak gesprekken over wat er speelt bij de jongeren en daar weten ze op in te spelen. Zo helpen ze de jongeren hun veerkracht en talenten te vinden en ontwikkelen. Het lukt ze vaak om jongeren met problemen op school toch hun diploma te laten halen.’

Wat is de rol van sociaal kapitaal hierin, en wat betekent dat eigenlijk?

‘Sociaal kapitaal gaat over mensen kennen en met elkaar in contact brengen. Alle kartrekkers bij de initiatieven die we bezochten beschikken over veel sociaal kapitaal. Wat ze gemeenschappelijk hebben is dat ze hun contacten allemaal beschikbaar stellen voor de buurtbewoners waarmee ze werken. De begeleiders bij jongereninitiatieven regelen vaak ook stageplaatsen. Dat geldt ook voor betrokken ondernemers zoals supermarktmanagers. In de Wereldtuin in Haarlem komen vele nationaliteiten samen en behalve een groencoördinator is daar ook een mensencoördinator. Het is samendoen en samen praten: voor de meeste mensen is het ontmoeten van nieuwe mensen een belangrijke drijfveer voor om mee te doen. Het sociaal kapitaal is een hulpmiddel dat de deelnemers helpt om kansen te zien en te pakken.’

Groenten uit de moestuin

Wat levert deelname aan dit soort initiatieven op voor de inwoners?

‘Bij de Wereldtuin is de combinatie van gezondheids- en sociale winst heel duidelijk. De meeste deelnemers vertellen dat ze de activiteiten op de tuin fysiek haalbaar vinden, ook de mensen met gezondheidsproblemen. De gezondheidswinst zit hem ook in gezonder eten dankzij de biologische eigen oogst, in de extra kennis die ze opdoen over gezond eten en het uitwisselen van gezonde recepten. De sociale winst laat zich zien in meer mentale fitheid door de interactie met de natuur en de andere mensen. Voor een belangrijk deel van de deelnemers is de wereldtuin ook een goede plek om Nederlands te praten: tijdens de theepauze is dat de verplichte voertaal.’

‘Voor initiatieven voor jongeren geldt de combinatie van een veilige en uitdagende plek. Door zelf activiteiten te organiseren of mee te werken aan buurtprojecten doen ze belangrijke vaardigheden op waar ze de rest van hun leven wat aan hebben: op tijd komen, verantwoordelijk met materiaal omgaan, hoe je elkaar aanspreekt als iemand zich niet aan de afspraken houdt. En door het sporten worden ze natuurlijk fysiek fit en ervaren ze de positieve invloed op het mentale welbevinden.’

Heb je tijdens dit project een kippenvelmoment gehad?

‘Jazeker. Dat was toen ik het verhaal hoorde van een jongen die vastliep tijdens zijn stage. Zijn ouders en begeleider kregen moeilijk contact met hem en wisten niet altijd waar hij was. Maar de stagecoördinator wist dat deze jongen vaak te vinden was bij de boksbal die ze op de locatie hadden. De coördinator ging met hem in gesprek om er achter te komen wat er speelde en hoe hij hem kon helpen. Het bleek dat deze jongen met psychoses kampte. Sporten bleek een enorme uitlaatklep, dan kwam hij weer tot rust. Toen hebben ze het zo afgesproken dat deze jongen meteen even los mag op de boksbal als hij aanvoelt dat het niet soepel loopt. Zo heeft hij zijn stage alsnog af kunnen maken en heeft hij zijn diploma behaald. Toen ik dit verhaal hoorde dacht ik: wow, dit is dus wat een sociaal fitte omgeving teweeg kan brengen.’

Jullie hebben in dit project kennis opgehaald uit de wijken. Maar jullie hebben ook gestimuleerd dat kennis gedeeld en extra benut wordt in de wijk. Vertel eens?

‘We wilden inderdaad nadrukkelijk de wijken zelf ook laten profiteren. Dat hebben we gedaan door een expertsessie te houden. Dat was met een groep van twaalf mensen, en daar zaten de verschillende kennisbronnen aan tafel: leefwerelddeskundigen, praktijkprofessionals en onderzoekers.

‘In deze setting kwamen de onderzoekers als vanzelf veel meer in de luisterstand’

Tijdens die sessie gebeurden bijzondere dingen. Vaak worden onderzoekers uitgenodigd om als expert een presentatie te geven over het onderwerp waar zij veel vanaf weten. Maar in deze setting kwamen de onderzoekers als vanzelf veel meer in de luisterstand. Ook bijzonder was dat een trekker van een initiatief zich tijdens zo’n sessie realiseerde dat hijzelf onderdeel van de systeemwereld aan het worden was. Hij bedacht dat hij in het vervolg bij gesprekken met de gemeente altijd een inwoner meeneemt, om de leefwerelddeskundigheid in te brengen.’

Wat zou je mee willen geven aan gemeenten die ook aan sociaal fittere wijken willen werken?

‘Dat ligt in het verlengde van wat ik eerder al vertelde, dat initiatieven vaak ontstaan vanuit tekortschietend beleid. Dat de overheid het in de ervaring van de inwoners af laat weten, motiveert hen juist om samen dingen op te pakken. Dat kun je uitleggen als iets negatiefs, maar je kunt het ook anders bekijken: dat je als gemeente mag durven laten ontstaan wat er nodig is. Dat kun je doen door vrije experimenteerruimte te bieden aan inwoners om die sociaal fitte wijken te maken. Responsiviteit is daarbij essentieel. Want als gemeente moet je dan alert zijn op wat jij kunt betekenen. Bijvoorbeeld in de financiering, of door een buurthuis of andere fysieke voorzieningen beschikbaar te stellen. Het helpt enorm als je de bril van positieve gezondheid opzet: dan is de vraag niet hoe je ervoor kunt zorgen dat mensen minder chips gaan eten, maar hoe je ervoor kunt zorgen dat mensen een beter leven krijgen.’

Tekst Tea Keijl Foto's Robert Lagendijk

Ook interessant