Groep mensen in gesprek

WerKplaatsen sociaal domein
DementieNet

Meer tijd voor de patiënt dankzij doordachte netwerken

Al sinds een jaar of tien is lector Minke Nieuwboer pleitbezorger van netwerkzorg rondom dementie. In de brede regio Nijmegen bestaan onder de noemer DementieNet inmiddels ruim veertig netwerken, met gemiddeld negen hulpverleners. ‘Al het dubbele werk is eruit. Daardoor heeft de eerste contactpersoon tijd voor een uitgebreid gesprek.’

Nieuwboer is lector aan de HAN en als onderzoeker verbonden aan Radboudumc. Als coördinator van DementieNet gaf ze onder andere advies bij de opstart van nieuwe netwerken, coachte ze netwerktrekkers en ondersteunde ze bij het opstellen van verbeterplannen. Die verbeterplannen vormen een cruciaal onderdeel van het netwerk, stelt ze. ‘Elk netwerk formuleert minimaal een keer per jaar een verbeterpunt om gezamenlijk uit te werken. Alle aan DementieNet verbonden netwerken hanteren daarbij de PDCA-systematiek. De cyclische beweging plan, do, check en act garandeert dat de kwaliteitsverbetering continu onder de aandacht blijft.’

Basiselementen

Behalve de verbetercyclus delen al deze netwerken ook het aanbod aan interprofessionele scholing: binnen en buiten de netwerken heeft DementieNet inmiddels vele tientallen trainingen verzorgd voor in totaal 2500 mensen. Daarnaast krijgt het leiderschap in elk netwerk op dezelfde manier vorm, in de rol van zogeheten netwerktrekkers. Dat is een van de succesfactoren van DementieNet, vertelt Nieuwboer: ‘In de meeste netwerken pakken ze deze rol het liefst op als duo of trio, en dat werkt heel goed. Het is op deze manier minder kwetsbaar. En als de trekkers werkzaam zijn bij verschillende organisaties, dan is de interprofessionele verbinding meteen ook al tot stand gebracht.’

‘Professionals in de eerste lijn zijn allemaal heel autonoom bezig, die zijn het niet gewend om af te stemmen met elkaar’

Dezelfde tools

De aangesloten netwerken werken ook allemaal met een gezamenlijk zorgplan en een MDO (multidisciplinair overleg). Verschillende promovendi hebben DementieNet de afgelopen zes jaar gevolgd en in die periode is het aantal mensen met dementie dat jaarlijks in een MDO besproken wordt, gestegen van iets meer dan de helft tot bijna acht van de tien. ‘Dat klinkt misschien niet revolutionair’, zegt Nieuwboer, ‘maar vergis je niet. De professionals in de eerste lijn zijn allemaal heel autonoom bezig, die zijn het niet gewend om af te stemmen met elkaar. Als ze een probleem zien bij iemand, dan willen ze het zelf oplossen. Dankzij de netwerken is die houding gelukkig wel veranderd de afgelopen tien jaar. Daar spelen de netwerktrekkers een grote rol in: zij confronteren de professionals ermee dat er soms andere hulpverleners zijn die een probleem beter op kunnen lossen dan zijzelf.’

Samenstelling

De samenstelling van een DementieNet verschilt per lokale situatie. In elk geval zitten de generalisten erin: huisarts of praktijkondersteuner, casemanager, ouderenwerker en wijkverpleegkundige. Naar behoefte en naar beschikbaarheid wordt dit aangevuld met specialisten zoals fysio- en ergotherapeuten. Als een casus daarom vraagt, worden extra gespecialiseerde hulpverleners bijgeschakeld. Dat kunnen ook speciaal opgeleide vrijwilligers zijn, bijvoorbeeld voor gesprekken over zingeving.

‘Als iemand niet meer goed uit de voeten kan in de keuken, dan kan de ergotherapeut misschien adviseren over een aangepast werkblad’

Actuele vraagstukken

Voor het formuleren van de verbeterpunten kunnen de netwerken zich laten leiden door actuele vraagstukken, vertelt Nieuwboer. Ondervoeding is een voorbeeld van een thema waarop verschillende netwerken nu beter willen acteren: ‘Een onderdeel van het verbeterplan is dan dat de netwerkleden allemaal getraind worden zodat ze dezelfde kennis hebben over waarom aandacht voor ondervoeding zo belangrijk is, hoe het te signaleren valt en welke behandelmogelijkheden er zijn.’ Behalve een diëtist, waar iedereen vanzelf wel aan denkt, kan ook een ergotherapeut een belangrijke rol spelen. ‘Want er kan een praktisch probleem onder liggen. Als iemand niet meer goed uit de voeten kan in de keuken, dan kan de ergotherapeut misschien adviseren over een aangepast werkblad, waardoor zelf koken weer makkelijker wordt.’

Lezende ouderen

Maximaal tien minuten

In de verbeterplannen is het ontdubbelen van de zorg volgens Nieuwboer een vaak voorkomend punt. ‘Gewoon’ de patiënten verdelen klinkt eenvoudiger dan het is, weet Nieuwboer. ‘Hulpverleners willen cliënten waar ze een goede band mee hebben niet zomaar overdragen aan iemand anders. De wijkverpleegkundige, de huisarts en bijvoorbeeld de fysio voelen zich alle drie erg betrokken bij de patiënt en diens naasten en vragen belangstellend hoe het gaat. Maar ze hebben daar maximaal tien minuten de tijd voor en dus is er geen tijd om echt door te vragen. Soms moeten mensen met dementie en hun mantelzorgers wel drie keer in een week dezelfde vragen beantwoorden aan verschillende hulpverleners. Met als gevolg dat de mantelzorger zegt dat het wel goed gaat en de nachtelijke crisis van een paar dagen geleden niet benoemt. Want wie zou daar iets aan kunnen doen?’

‘De interprofessionele samenwerking verbetert sterk in de netwerken’

Precies dezelfde mensen

Hier komt het belang van continuïteit en vertrouwen om de hoek. ‘Vorige week was ik bij een netwerk dat zeven jaar geleden gestart is. Het zijn nog precies dezelfde mensen als toen. Dan lukt het prima om afspraken te maken: wie is bij deze persoon het eerste aanspreekpunt? En wat hoort daar aan taken bij? Ze kennen elkaar al jaren en ze weten heel goed van elkaar wie wat toe kan voegen. Dat is zo waardevol voor de samenwerking.’

Stabiel hoog

Dat de interprofessionele samenwerking sterk verbetert in de netwerken, blijkt ook uit de eerder aangestipte promotie onderzoeken, vertelt Nieuwboer. ‘De samenwerking gaat in het eerste jaar van een netwerk heel hard omhoog, en blijft in de jaren daarna stabiel hoog.’ Verder is in die onderzoeken gekeken naar de financiële doelmatigheid en naar de kwaliteit van zorg. ‘Wat betreft de financiën zagen we dat daar waar een netwerk actief is de dure ziekenhuiskosten met twintig procent omlaag gingen. Daarbij is gekeken naar zaken als het aantal spoedopnames, IC-opnames en verblijfsduur. De huisartskosten stegen, maar dat was een toename van slechts tien procent.’

Fantastisch

Het is helaas niet gelukt om op een wetenschappelijke manier iets te zeggen over de extra investeringen door het welzijnsdomein en het rendement daarvan. Wel is bekend dat de netwerkleden met een zorgachtergrond zeer te spreken zijn over de inbreng van het welzijnswerk, weet Nieuwboer. ‘Als een huisarts cognitieve problemen bij iemand signaleert en een sociaal werker gaat daar activerend mee aan de slag, dan werkt dat fantastisch. Als daar meer in geïnvesteerd zou worden, zou dat schelen in de totale kosten.’ 

‘In plaats van drie korte gesprekjes met drie verschillende patiënten, kan deze professional uitgebreid de tijd nemen voor gesprekken’

Eerste aanspreekpunt

Tot slot dan, waar het in feite allemaal om te doen is: de kwaliteit van zorg. Ook die stijgt in lokale situaties waar een netwerk actief is. Door het ontdubbelen van de zorg weten patiënten en mantelzorgers veel beter waar ze aan toe zijn. ‘De een zegt dit, de ander zegt dat’, was altijd een veelgehoorde klacht van patiënten en mantelzorgers’, zegt Nieuwboer. ‘Maar in de netwerken overleggen de leden per casus welke hulpverlener het eerste aanspreekpunt is voor de patiënt. In plaats van drie korte gesprekjes met drie verschillende patiënten, kan deze professional dan uitgebreid de tijd nemen voor gesprekken. Dat levert veel meer op. Dan kan er wel de rust en het vertrouwen ontstaan om bijvoorbeeld de moeilijke situaties in de nachten te bespreken, zonder angst dat een professional te vroeg en ongewenst richting het verpleeghuis gaat sturen.’

Snellere diagnose

In het verlengde daarvan laat ook de afname van het aantal crisissituaties zien dat de kwaliteit van zorg voor de patiënten verbeterd is. ‘De leden van het netwerk zien nu veel beter waar het mis dreigt te lopen en dat vertaalt zich in de gerichte plannen. En als laatste wil ik nog noemen dat de diagnose dankzij de netwerken tegenwoordig veel eerder gesteld wordt. Ga maar na: als de ouderenwerker die jij als huisarts als zeer deskundig kent, vertelt over de geheugenproblemen bij een van de cliënten, dan zorg je ervoor dat je deze patiënt zo snel mogelijk test.’

Tekst: Tea Keijl