Veranderend onderwijs
De lessen vragen soms een andere houding van studenten. Sommigen gaven vooraf aan bang te zijn dat het meer weg zou hebben van dagbesteding dan van onderwijs. ‘Dat nemen we serieus’, vertelt Hanna Klop, onderzoeker en mede-ontwikkelaar van OuderWijs. ‘Studenten willen graag dat het ergens over gaat – en terecht. Daarom besteden we veel aandacht aan de voorbereiding: we trainen studenten in actief luisteren, respectvolle nieuwsgierigheid en het voeren van een open gesprek waarin ook ruimte is voor verdieping.’
Docenten merken dat de lessen met ouderen meer betrokkenheid oproepen. ‘Studenten koppelen de theorie makkelijker aan de praktijk’, zegt Klop. ‘Het contact met ouderen maakt het vak menselijker.’ De lessen zijn ook realistischer dan traditionele casussen. ‘Studenten oefenen niet op papier, maar met echte mensen. Dat maakt indruk.’
Toch zijn er ook uitdagingen, bijvoorbeeld: niet alle ouderen zijn ervaren sprekers. ‘Sommigen vinden het spannend om voor een groep te staan’, vertelt Klop. ‘Daarom organiseren we werkgroepen waarin ouderen elkaar tips geven. Er is veel onderlinge steun. En we overwegen een korte training didactiek aan te bieden.’
De aanwezigheid van ouderen verandert merkbaar de sfeer in de klas. ‘Studenten gedragen zich vaak net iets aandachtiger,’ zegt van Dijk. ‘Ze vinden het spannend om vragen te stellen, zeker in het begin. Maar als het ijs eenmaal is gebroken, ontstaan er oprechte en vaak verrassende gesprekken.’ Ook Te Riele merkte dat: ‘Sommige studenten zijn wat verlegen. Ze durven niet goed te vragen. Maar als ze eenmaal loskomen, ontstaan er prachtige gesprekken.’
Bea Swijnenberg gebruikte in haar les een kaartspel over sociaal relationele vaardigheden. ‘Studenten trekken een kaartje, lezen de vraag voor en vertellen hoe ze zelf met zo’n situatie omgaan. Daarna vertel ik wat ik zelf heb meegemaakt en hoe ik daarmee omging.’ Zo ontstonden er mooie gesprekken, al ging het niet altijd vanzelf. ‘In een van de groepen zaten twee jongens. De een werkte al met ouderen, maar zei vrijwel niets. Toen ik vroeg: waarom hoor ik je niet? Wist hij het zelf ook niet goed. Hij zakte verder weg in zijn stoel.’ Swijnenberg bleef geduldig, gaf ruimte en nodigde voorzichtig uit. ‘Een van de meiden zei op een gegeven moment: “Dat ga ik toch nooit leren.” Toen kon ik zeggen: “Dat dacht ik vroeger ook.”’ Het spel maakte de drempel lager om persoonlijke ervaringen te delen. ‘Je leert van elkaar – als iedereen iets vertelt, komt er vanzelf verdieping.’