Leren van elkaar
Naast procesvaardigheden is het ook belangrijk dat procesbegeleiders theoretische kaders kunnen aanreiken die het gesprek verdiepen. Denk bijvoorbeeld aan concepten als ‘empathisch luisteren’ of ‘design thinking’, die helpen om ervaringen te ordenen en beter te begrijpen. Zulke concepten worden ingebracht vanuit de hogeschool, waar lectoren en docent-onderzoekers nauw samenwerken met de praktijk. Soms sluiten ook studenten aan bij het leernetwerk of doen ze onderzoek binnen de context van een casus. Zo ontstaat er een wederkerige uitwisseling: praktijkprofessionals krijgen taal en duiding voor wat ze ervaren en onderwijs en onderzoek blijven verbonden met de dagelijkse praktijk en werkelijkheid.
Wat deelnemers vooral meenemen uit het leernetwerk is een nieuwe manier van kijken. De ontmoeting maakt ruimte voor nieuwsgierigheid, voor andere perspectieven en voor wederzijds begrip. Tuinstra: ‘Deelnemers kijken anders naar hun werk. Minder vanuit taken, meer vanuit mogelijkheden.’
De samenwerking met de hogeschool wordt door iedereen als waardevol ervaren. Theorie en praktijk ontmoeten elkaar en versterken elkaar. ‘Je krijgt taal voor wat je doet’, zegt Van Dekken. Een leernetwerk werkt als de context klopt: als er draagvlak en ruimte is. Het vraagt om aandacht, begeleiding en maatwerk. En vooral om mensen die willen leren van elkaar.
Deelnemers vertellen dat het effect ook zit in ogenschijnlijk kleine veranderingen. Een huisarts die net iets langer doorvraagt. Een wijkverpleegkundige die het aandurft om niets te doen. Een welzijnswerker die inwoners actief betrekt. Die voorbeelden lijken misschien klein, maar zijn het gevolg van een beweging in denken.
Leernetwerken maken zichtbaar hoe ingewikkelde situaties niet opgelost worden door procedures, maar door mensen. En dat echte verandering begint bij aandachtig luisteren, gezamenlijk zoeken en kleine stappen zetten.